Wat u moet weten over de nieuwe pensioenwet
In Nederland is ongeveer 80% van de pensioenen ondergebracht bij een pensioenfonds. Met dat oude pensioenstelsel werden onze pensioenen gezamenlijk geregeld en de risico’s gezamenlijk gedragen. Toch heeft het oude pensioenstelsel een aantal kwetsbare punten. Te denken valt bijv. aan het gegeven dat er toezeggingen over de toekomstige pensioenen werden gedaan, die niet altijd gerealiseerd konden worden. Dat was dan een echte tegenvaller! Een gestegen levensverwachting en gedaalde rente toonden aan dat garanties lang niet altijd konden worden waargemaakt. Er kon niet altijd worden geïndexeerd of er werden kortingen doorgevoerd, zelfs met goede rendementen. De dekkingsgraad was daarbij de norm die gehanteerd werd. Het uitblijven van verhoging van pensioenen schaadde het vertrouwen en leidde tot frustratie onder gepensioneerden!
Klik snel door naar:
- AOW en het nieuwe pensioenstelsel
- Het oude pensioenstelsel
- De pensioenuitvoerders: houding en extra aandacht voor pensioengerechtigden
- Wat verandert er niet?
- Wat verandert er wel?
- Gevolgen voor reeds opgebouwde pensioenen
- Kunt u in het oude pensioenstelsel blijven?
- Ingangsdatum nieuw pensioenstelsel
- Wat moet u ervoor doen?
- Geldt de nieuwe pensioenwet ook voor gepensioneerden?
- Voordelen van het nieuwe pensioenstelsel
- Nadelen van het nieuwe pensioenstelsel
- Kunt u zelf bepalen waarin uw geld wordt belegd?
- Zijn de beleggingskosten niet veel hoger bij een individuele pensioenpot?
- Wat gebeurt er met het opgebouwde kapitaal bij overlijden?
- De nieuwe pensioenwet en het nabestaandenpensioen
- Kunt u als pensioenontvanger reageren op de nieuwe pensioenwet?
- Verzekeraars sluiten rechtsbijstand bij procederen uit!
AOW en het nieuwe pensioenstelsel
In het oude pensioenstelsel wisten velen niet hoeveel pensioen ze eigenlijk konden verwachten. Het nieuwe pensioenstelsel moest daarom inzichtelijker en transparanter worden. Het nieuwe pensioenstelsel beoogt bovendien dat er minder conflicten tussen generaties ontstaan. Aanhoudende discussies tussen de generaties over de vermogens in de pensioenfondsen zijn daar mede debet aan. Bij een doorsneesystematiek betalen jongere deelnemers te veel premie en oudere deelnemers te weinig. Op zich geen punt als de jongeren zelf ook oud worden. Dan klopt het verhaal. Maar, hoe zit dat met de generatie 40- tot 50-jarigen? Die raken ‘tussen wal en schip’. Bovendien zijn werknemers niet meer hun hele leven werkzaam voor eenzelfde werkgever.
Er moest dus gemoderniseerd worden. Een pensioenstelsel dat aansluit op de arbeidsmarkt, dat is het uitgangspunt van het nieuwe pensioenstelsel! De premie komt op elke leeftijd ten gunste van het eigen opgebouwde pensioen. En dat is het verschil met het vorige pensioenstelsel. De jongeren subsidiëren de ouderen niet meer. Er wordt geen vermogen van jongeren gebruikt om aan ouderen uit te keren. Het is een individuele spaarpot, die ook individueel uitgekeerd wordt. In het nieuwe pensioenstelsel bouwt men voortaan op elke leeftijd evenveel pensioen op. Dit in tegenstelling tot het oude pensioenstelsel, waarbij het meeste pensioen aan het einde van de loopbaan werd opgebouwd. Indien u op latere leeftijd werkloos werd of een andere baan vond, had dat grote gevolgen voor uw pensioen. Het nieuwe pensioenstelsel biedt meer maatwerk, en verdeelt de risico’s beter over degenen die ze wel of niet kunnen dragen. Een solidariteits- en risicodelingsreserve zet gericht buffers in, anders dan dat in het oude pensioenstelsel gebeurde. De meningen over de invoering van een nieuw pensioenstelsel lopen ver uiteen! Hieronder leest u meer daarover.
Bij dit stelsel kan de hoogte op verschillende manieren worden vastgesteld en is afhankelijk van de condities in de arbeidsvoorwaarden.
Er zijn twee hoofdsystemen:
- de uitkeringsovereenkomst (eind- of middelloonregelingen);
- de premie-overeenkomst (beschikbare premieregeling).
Ad 1:
Deze overeenkomst geldt voor 85% van de gevallen. De werkgever biedt de werknemer een pensioenregeling aan. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van het aantal dienstjaren en het salaris van de werknemer.
Ad 2:
De pensioenuitkering is niet gegarandeerd. Deze is afhankelijk van de betaalde premies en het behaalde rendement.
Het gaat áltijd om een gelijkmatige opbouw van het pensioen. Concreet betekent dit dat een jongere evenveel pensioen opbouwt als een oudere werknemer. De premie van een oudere werknemer echter, kan niet zo veel rendement opleveren als de premie van een jongere werknemer. De looptijd tot de pensionering is bij de oudere werknemer immers korter. Daarom is er voor een oudere een hogere premie-inleg noodzakelijk dan voor een jongere werknemer.
Omdat de pensioenfondsen tot dusver zekerheid wilden bieden, moesten ze grote buffers aanhouden en bij hun beleggingen zo veel mogelijk risico vermijden (bijv. staatsobligaties). Het dalen van de rente veroorzaakte het niet kunnen indexeren. Daardoor steeg het pensioen niet mee met de inflatie. Bij sommige pensioenfondsen werd zelfs gekort. Nog meer koopkrachtverlies voor gepensioneerden dus!
De pensioenuitvoerders: houding en extra aandacht voor pensioengerechtigden
Doel is de pensioenen mee te laten bewegen met de economie. Een groter aandeel dan in het oude pensioenstelsel, wordt belegd in aandelen. Toezeggingen aan de deelnemers worden niet gedaan. Er wordt nog uitsluitend gewerkt met de premie-overeenkomst. Uitgangspunt is een gelijkblijvend premiepercentage voor iedereen. Van het deel van het salaris waarover pensioen wordt opgebouwd, mag deze premie (voor het ouderdomspensioen) maximaal 30% bedragen. Jonge medewerkers bouwen daarmee extra veel pensioen op. Wanneer ze ouder zijn en met de gelijkblijvende rente minder tijd hebben om de beleggingen te laten renderen, kunnen zij dit verlies aan tijd compenseren.
De pensioenuitvoerders zijn druk bezig de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel te realiseren. Enkele zijn inmiddels met het nieuwe pensioenstelsel gestart, andere wachten nog even af om te zien wat de definitieve regelgeving gaat worden. Hoe hoger de dekkingsgraad van een pensioenuitvoerder, hoe gemakkelijker de transitie kan plaatsvinden. Echter, ook schaarste in IT- en adviescapaciteit spelen daarbij een rol. Bij veel fondsen moet het Ict-syseem omgebouwd worden om klaar te zijn voor de invoering van de nieuwe pensioenwet.
In het oude pensioenstelsel bouwen jong en oud evenveel pensioen op (met een gelijk premiepercentage). Dit heet ‘doorsneepremie’. De jongere betaalt mee aan het pensioen van de oudere. Het nieuwe stelsel wijkt hierin af. Dat betekent dat ouderen gecompenseerd moeten worden. Gedeeltelijk kan dat door de reserves aan te spreken. Die reserves moeten de pensioenfondsen nu nog aanhouden om het gegarandeerde pensioen uit te keren. Mochten de reserves niet voldoende blijken, dan kan dat leiden tot een premieverhoging van zowel werkgevers als werknemers. Een eenduidige uitkomst is niet te geven. Een en ander is afhankelijk van de financiële positie van een pensioenfonds. Ook is de leeftijdsverdeling per fonds niet gelijk.
N.B. Veel ouderen maken zich zorgen over de nieuwe pensioenwet. Het zit ze vooral dwars dat de hoogte van de pensioenen samenhangt met de situatie van de economie.
Ook in het nieuwe pensioenstelsel blijven we ons pensioen sámen regelen. Werkgeversorganisaties, vakbonden, ondernemingsraden én de overheid bespreken gezamenlijk hoe de pensioenen zich ontwikkelen. De risico’s van bijv. een stijgende levensverwachting, overlijden en arbeidsongeschiktheid blijven gezamenlijk gedeeld worden. De ambitie blijft een koopkrachtig pensioen van 80% van het gemiddeld verdiende loon na 42 jaar werken (in tegenstelling tot vele pensioenen nu). Partijen blijven streven naar het drukken van kosten (bijv. samenwerken op administratief gebied, het bieden van ondersteunende diensten en beleggingen). Aan de AOW wordt niet getornd!
- De pensioenen worden één maal per jaar aangepast. Alhoewel in de nieuwe pensioenregeling de pensioenen sneller zullen kunnen stijgen (of dalen) merkt u dat ééns per jaar. Geregeld is dat er buffers zijn om tegenvallers op te vangen en deze eventueel te spreiden over meerdere jaren. Daarmee worden de pensioenuitkeringen stabieler. Pensioenfondsen mogen verliezen uitsmeren over 10 jaar. Pensioenregelingen die worden uitgevoerd door verzekeraars, bieden een vast of gegarandeerd pensioen.
- Iedere vijf jaar wordt bekeken of de afgesproken pensioenambitie (nog) correleert met de afgesproken premie. Bij een afwijking daarvan vindt overleg tussen de sociale partners plaats.
- De premieafdracht blijft bestaan. Dit noemen we de arbeidsvoorwaardelijke toezegging. Procentueel blijft de pensioenpremie voor iedereen gelijk, mits er gebruik wordt gemaakt van een zogeheten eerbiedigende werking (een regeling die geldt voor werknemers die in dienst zijn op het moment van overstap naar het nieuwe pensioenstelsel). Deze laatste regeling is dus niet relevant voor AOW’ers.
- Jaarlijks zien de leden met hoeveel hun inleg in het collectieve vermogen verandert. Aan de hand van vooraf overeengekomen verdeelregels worden de mee- en tegenvallers over de generaties in het fonds verdeeld. In de regel betekent dat dat voor jongeren meer risicovolle beleggingen worden gedaan dan voor ouderen. De ouderen zouden eventuele negatieve gevolgen meteen voelen in hun portemonnee. Jongeren daarentegen, hebben meer tijd de negatieve gevolgen om te buigen. Bovendien betekenen hogere risico’s ook veel hogere rendementen.
- Er worden geen toezeggingen gedaan over de hoogte van de toekomstige pensioenuitkeringen. Deze zijn afhankelijk van de premie-inleg van iedereen persoonlijk alsmede de beleggingsresultaten.
- Premiebetalers en reeds pensioenontvangers kunnen de hoogte van de inleg van hun pensioen inzien.
- Er wordt meer verantwoordelijkheid gelegd voor het eigen pensioen. De deelnemer zal met regelmaat zelf moeten kijken hoe het met de pensioenopbouw gaat en of er iets aangepast moet worden. Dat geldt ook ten aanzien van het nabestaandenpensioen.
- Regelmatig toetst de pensioenuitvoerder of de overeengekomen pensioenpremie correleert met de pensioendoelstellingen zoals die door werkgevers en werknemers zijn afgesproken. Beide partijen zijn gezamenlijk daarvoor verantwoordelijk.
- De pensioenuitvoerder belegt de ontvangen pensioenpremies, rekening houdend met de verschillende risico’s. Voor elke deelnemer wordt een persoonlijk pensioenvermogen opgebouwd, bestaande uit betaalde premie en het daaruit behaalde rendement. Er gaat dus geen vermogen van de individuele deelnemer verloren. Pensioenspaarpotten worden overgeheveld naar individuele spaarpotten, een proces dat transitie wordt genoemd. De betaler of ontvanger kan zien hoeveel pensioen hij of zij, bij het bestaan van verschillende scenario’s, kan verwachten. Dat maakt het voor de toekomstige gepensioneerden veel duidelijker en voorkomt teleurstellingen, zoals die in het oude pensioensysteem konden voor komen.
- Sociale partners kunnen een keuze maken uit twee soorten pensioenregelingen: de flexibele pensioenregeling en de solidaire pensioenregeling. Voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen gelden andere regels (zie hieronder).
Twee soorten pensioenregelingen die gelden voor pensioenuitvoerders, niet zijnde verzekeraars of premiepensioeninstellingen:
- Flexibele pensioenregeling
Een flexibel contract of een pensioen, biedt de pensioengerechtigde de keuze tussen doorbeleggen of aankopen van een vaste en gelijkmatige pensioenuitkering.
Het pensioenfonds bewaakt en belegt het vermogen dat iedereen individueel heeft opgebouwd. Dit met meer risico’s en dus rendement voor jongeren. Iedere deelnemer kan kiezen hoeveel risico hij of zij wil nemen bij het beleggen.
Gepensioneerden kunnen kiezen tussen een vast of een variabel pensioen (afhankelijk van de rendementen). Een middel om een goed pensioen te blijven behouden, is om ook vanaf de pensioenleeftijd te blijven beleggen.
- Solidaire pensioenregeling
Bij een solidair contract gaat het beleggen, ook bij een gepensioneerde deelnemer, door. De uitkeringen kunnen dus jaarlijks wijzigen. De persoonlijke pensioenpot kan niet leeg raken. Er is een solidariteitsreserve die de kans op daling van de pensioenen kan opvangen. Een financiële stabiliteit biedt een hoger rendement. Dit schept vertrouwen bij de leden. Sociale partners wensen een solidaire premieregeling.
- Verzekeraars of premiepensioeninstellingen kennen een premie-uitkeringsovereenkomst. Deze overeenkomst is niet nieuw. Het vernieuwde pensioenstelsel blijft bestaan voor werkgevers die de regeling onderbrengen bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling. De ingelegde premie wordt belegd en vormt, samen met de rendementen, het pensioenkapitaal. Met ingang van de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal gebruikt voor een levenslange vaste of variabele pensioenuitkering. Er is geen risicodelings- of solidariteitsreserve. Binnen de premie-uitkeringsovereenkomst worden risico’s niet gedeeld. Indien uw pensioenuitkering is opgebouwd bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling, adviseert AOW.nu uw pensioenuitvoerder te contacteren en de mogelijkheden te bespreken.
- De AFM heeft vastgesteld dat de meerderheid van de pensioengerechtigden op termijn een variabele pensioenuitkering krijgt. Het Nibud heeft dat eveneens onderzocht en geeft aan dat de meeste mensen een voorkeur uitspreken voor een vast of variabel pensioen. De lagere inkomens gaan meer voor de zekerheid en kiezen voor een vast pensioen. Bijna 80% van de respondenten geeft aan zelf te willen bepalen of ze wel of niet willen overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel.
- Voor de pensioenuitvoerders geldt dat hun financiële buffers minder hoog hoeven te zijn. Dat betekent dat pensioenen eerder kunnen stijgen, maar ook eerder kunnen dalen. Dat betekent echter niet automatisch dat, als het economisch minder goed gaat, de pensioenen metéén zullen dalen. Een en ander is ook afhankelijk van hoe verschillende risico’s over verschillende groepen worden verdeeld en hoe de reserve wordt ingezet.
- Beleggingen zullen plaatsvinden via het life cycle principe. Een jongere werknemer heeft meer tijd om tegenvallende beleggingsresultatten op te vangen dan een oudere werknemer. Voor de jongere generatie wordt meer risicovol belegd. Naarmate de leeftijd van de deelnemer stijgt, veranderen daarom de beleggingen. Doel daarvan is, en dat is belangrijk voor AOW’ers, daarmee het risico te verminderen bij het naderen van de pensioenleeftijd.
Gevolgen voor reeds opgebouwde pensioenen
De opgebouwde collectieve pensioenpot moet overgeheveld worden naar individuele pensioenpotten. Dit proces wordt ‘transitie’ genoemd. In principe worden alle pensioenkapitalen ingebracht in het nieuwe systeem. De uitkomst van de berekeningen vormt het startkapitaal per deelnemer in de nieuwe regeling. Dat geldt ook voor reeds lopende pensioenuitkeringen. Voor een pensioengerechtigde die een pensioen ontvangt van een verzekeraar of een premiepensioeninstelling, verandert er niets.
Kunt u in het oude pensioenstelsel blijven?
Dat kan niet. Het betreft een collectieve regeling, die voor iedereen geldt. Bovendien is het op termijn heel nadelig om in het oude pensioenstelsel te blijven. Er zijn nu veel oudere gepensioneerden, die steeds ouder worden, zonder dat er voldoende nieuwe leden bij komen. De oudere leeftijd van de deelnemers betekent voor de pensioenuitvoerders uitsluitend kunnen beleggen in minder risicovolle beleggingen. Koopkrachtverlies is dan nagenoeg gegarandeerd. Daarnaast betekenen twee verschillende pensioensystemen extra kosten voor de pensioenuitvoerders en minder inzichtelijkheid.
Ingangsdatum nieuwe pensioenstelsel
Bij deze gigantische operatie, die voor velen relevant is, is de hele pensioensector betrokken. Het is daarom zaak dat dit uiterst zorvuldig gebeurt.
De nieuwe pensioenwet gaat in per 1 juli 2023 met een overgangsfase, de ‘arbeidsvoorwaardelijke fase’, van 4,5 jaar. Deze 4,5 jaar worden gebruikt om werkgevers, vakbonden en overige partijen de mogelijkheid te geven te overleggen hoe de nieuwe pensioenregelingen aan te passen aan de nieuwe pensioenwet. Ook bespreken ze welke compensatieafspraken er gemaakt moeten worden om eventuele ongewenste neveneffecten van de overgang naar een nieuw pensioenstelsel zo veel mogelijk te vermijden. De jaren 2024 en 2025 worden gebruikt om te bezien hoe de transitie verloopt en geïnventariseerd of de uitvoerders voldoende tijd hebben om een en ander te realiseren. Dan worden ook de betrokkenen via websites van de pensioenuitvoerders verder geïnformeerd over de op hande zijnde nieuwe situatie. Een ‘Regeringscommissaris transitie pensioenen’, adviseert de minister over de bevindingen tijdens deze overgangsfase. Hierin speelt DNB een belangrijke rol! Indien de pensioenregeling is ondergebracht bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling, moet het transitieplan uiterlijk 1 oktober 2026 zijn ingediend. Voor 1 januari 2027 moeten pensioenfondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen, werkgers en vakbonden afgesproken hebben hoe ze de pensioenen aanpassen aan de nieuwe pensioenwet. Als men er niet uit komt, bemiddelt een onafhankelijke commissie. Indien dat ook geen resultaat oplevert, neemt de Transitiecommissie Pensioenen een besluit. Op 1 januari 2028 moet het nieuwe pensioenstelsel over de gehele linie zijn gerealiseerd en evenwichtig verdeeld zijn tussen de verschillende generaties.
U hoeft niets te doen. Wat u wél kunt doen, is controleren en zonodig het overzicht aanpassen van de verschillende pensioenuitvoerders waar u nu en in het verleden pensioen opbouwde. Dat is eenvoudig in te zien via www.mijnpensioenoverzicht.nl.
Geldt de nieuwe pensioenwet ook voor gepensioneerden?
De veranderingen gelden voor iedereen die pensioen opbouwt en opbouwde. Dus ook voor u. Gezamenlijk hebben we opgebouwd, gezamenlijk stappen we over. Als u al een pensioenuitkering ontvangt, dan loopt die door in de nieuwe pensioenwet.
Is het nieuwe pensioenstelsel gunstig voor gepensioneerden?
Geen enkele groep komt er slechter of beter van af. De term ‘indexeren’ en stijgingen of dalingen als gevolg van inflatie verdwijnen. Het nieuwe pensioenstelsel biedt een stabiel pensioen, afhankelijk van rendementen met minder hoge buffers dan in het oude pensioenstelsel. Niet alleen jongeren met hun (onterechte) zorg over de hoogte van hun pensioen later, ook gepensioneerden krijgen waarschijnlijk weer uitzicht op het verhogen van hun pensioen vanwege rendementen die eerder worden uitgekeerd. Het pensioen loopt mee met de economie. Omdat gepensioneerden eerder schommelingen in de uitkeringen ervaren, worden deze voor hen gespreid over de tijd. Een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve kan verlaging van het pensioen voorkomen.
Voor gepensioneerden die een pensioenen ontvangen van een verzekeraar of een zogenaamde premiepensioeninstelling, verandert er niets!
Voordelen van het nieuwe pensioenstelsel
- Iedereen spaart voor zichzelf. Jongeren bouwen voor zichzelf op, niet voor de oudere generatie. (Dit argument wordt niet door alle ouderen gedeeld.)
- Het is eerlijker naar jongere generaties, omdat zij niet mee hoeven te betalen aan de hogere uitkeringen voor oudere generaties. Echter, dit gaat samen met meer risico en geen garanties over de hoogte van de einduitkering.
- Het nieuwe pensioenstelsel is gunstiger voor mensen met flexibele banen en kortere contracten.
- Verbetering van het nabestaandenpensioen.
- Keuzemogelijkheid voor pensioen.
- Het systeem wordt transparanter.
- In het oude pensioenstelsel lag de hoogte van de pensioenen nagenoeg exact vast. Dat leidde ertoe dat pensioenen jarenlang niet zijn verhoogd vanwege o.a. de inflatie. Het nieuwe stelsel biedt, naar verwachting, een meer waardevast pensioen.
- Als deelnemer van een verzekerde pensioenregeling wordt niet ingevaren. De huidige pensioenopbouw blijft gelijk op basis van overgangsrecht (eerbiedigende werking).
- Premiepensioeninstellingen mogen uitsluitend premieovereenkomsten uitvoeren en bieden geen garanties. Dat wijkt niet of van de oude pensioenwetgeving.
Nadelen van het nieuwe pensioenstelsel
- Het is niet duidelijk op welke wijze wordt berekend hoe de reeds opgebouwde pensioenen naar een premieovereenkomst overgeheveld worden. Die onduidelijkheid beïnvloedt het vertrouwen in de uitvoering negatief.
- Vooral oudere deelnemers zien vele risico’s. Pensioengerechtigden die afhankelijk zijn van een vast pensioen, zijn onzeker over de hoogte van de toekomstige pensioenen. Ze zijn bang voor hun bestaanszekerheid.
- Bij sommige regelingen zullen de pensioenen in euro’s vastgelegd zijn. Geen stijging en geen daling dus. Dat betekent dat het pensioen jaarlijks iets minder waard wordt.
- De meeste pensioenuitvoerders streven naar waardevaste pensioenen. De ontwikkeling is dan afhankelijk van de financiële markten.
- Pensioenen die bij verzekeraars zijn opgebouwd, worden niet ingevaren. Zij blijven premievrij achter of worden voortgezet. Voor de verzekeraars is daarmee een moeilijk uitlegbare overgangsberekening niet relevant. Dat hoeft echter niet beter te zijn. Meer informatie daarover kunt u verkrijgen via ‘Waardeoverdracht verzekerd pensioen’.
- Niet alleen actieve en gewezen deelnemers, maar ook pensioengerechtigden, worden met onzekerheden geconfronteerd. De risico’s komen bij hen zelf te liggen. Zorgvuldige beleggingen moeten grote schommelingen van de pensioenen voorkomen. Voor gepensioneerden geldt dat slechte beleggingsresultaten voor hen beperkt worden. Indien dit het geval is, wordt een solidariteitsreserve ingezet.
- Ouderenbonden en NSC menen dat het koopkrachtbehoud naar de achtergrond verdwijnt.
Kunt u zelf bepalen waarin uw geld wordt belegd?
Dat is afhankelijk van de pensioenregeling van uw pensioenuitvoerder. Indien u daarin geïnteresseerd bent, adviseert AOW.nu contact op te nemen met uw pensioenuitvoerder.
Zijn de beleggingskosten niet veel hoger bij een individuele pensioenpot?
Op papier heeft u een individueel pensioenvermogen. In de praktijk echter, beleggen pensioenuitvoerders collectief en daarmee tegen lagere kosten. Dat wijkt niet af van het oude pensioenstelsel.
Wat gebeurt er met het opgebouwde kapitaal bij overlijden?
Dan wordt de waarde van uw pensioenpot verdeeld over de anderen van uw pensioenuitvoerder. Deze ontvangen dan een iets hoger pensioen. Dat geldt ook indien uw pensioenuitvoerder een verzekeraar is.
De nieuwe pensioenwet en het nabestaandenpensioen
Er komt een allesomvattende omschrijving van wie een partner is. Gehuwden, geregistreerd partners en mensen die gedurende langere tijd een gezamenlijke huishouding voeren als samenwonenden, worden als partners gezien. Dit is anders dan bij de oude pensioenwet, waarbij de pensioenuitvoerder bepaalde wie wel of niet als partner werd aangemerkt. In het nieuwe pensioenstelsel krijgen uw nabestaanden als u werknemer bent, een percentage van uw laatste loon. Als u in de ziektewet zit of werkloos bent, krijgen de nabestaanden uw uitkering gedurende drie maanden doorbetaald. Het nabestaandenpensioen bij het overlijden van een gepensioneerde, bedraagt maximaal 70% van dat ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen bij overlijden van een gepensioneerde blijft dus gelijk. De regeling is nogal gecompliceerd. In het geval van een overlijden krijgt de pensioenuitvoerder een melding van de Basisregistratie Personen. De nabestaanden ontvangen een brief waarin wordt toegelicht of er recht is op een uitkering en wat de hoogte daarvan zal zijn.
Kunt u als pensioenontvanger reageren op de nieuwe pensioenwet?
Dat kunt u zeker. Dat kunt u doen bij de speciaal opgerichte vereniging van slapers en gepensioneerden. En, mocht u het niet eens zijn met uw pensioenuitvoerder, dan kunt u altijd een klacht indienen. Dat geldt ook voor een melding bij de Geschillencommissie. Hun advies is echter bindend. Wenst u dat niet, dan blijft u uitsluitend nog een gang naar de rechter.
Verzekeraars sluiten rechtsbijstand bij procederen uit!
Er wordt niet over gepubliceerd, maar het gebeurt wel! DAS Rechtsbijstand bijv. sluit procederen tegen ‘invaren’ in het nieuwe pensioenstelsel uit. Er is een grote haast om de wet vooral te laten ingaan. Pensioenadviseurs, consultants en verzekeraars verkopen ‘extra pensioenpotjes’. Op televisie is er reclame te zien die aangeeft dat het zinvol is, naast het pensioen via de werkgever, nog een extra pensioenpotje op te bouwen.
Meer over populaire AOW-onderwerpen: